Op 26 oktober organiseerde de Kenniswerkplaats Leefbare wijken een lezing en discussie over de Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek (WBMGP), in de wandelgangen ook we de Rotterdam-wet genoemd. Ook GVB-studenten waren uitgenodigd voor deze bijeenkomst. Deze wet werd in 2006 op verzoek van de gemeente Rotterdam ingevoerd en maakte het mogelijk om nieuwkomers zonder inkomen uit werk, studiefinanciering of pensioen te weren in zes kwetsbare wijken in Rotterdam-Zuid (Artikel 8 van de wet). Het doel van deze maatregel was om een (verdere) concentratie van armoede en achterstand in deze wijken tegen te gaan en daarmee de leefbaarheid te verbeteren. André Ouwehand (TU Delft) besprak onder het motto ‘Een terugblik om vooruit te kijken’ de geschiedenis van dit beleid en de (volgens diverse studies) tegenvallende effecten op de leefbaarheid. Pieter Tops (Bijzonder hoogleraar Ondermijnstudies aan de Universiteit Leiden) reageerde op het betoog van Ouwehand. Tops stelt dat effecten van het selectieve vestigingsbeleid op de leefbaarheid moeilijk door onderzoek zijn vest te stellen omdat er zoveel in de betreffende (en in andere) wijken gebeurt. Toepassing van de Rotterdamwet is volgens hem zinvol als het bestuur duidelijk maakt op welke manier en met welk doel men de Rotterdamwet wil toepassen. Bovendien moet dit onderdeel zijn van een bredere aanpak van wijkverbetering, zoals in Rotterdam met het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NPRZ). Lees voor beide bijdragen:
www.socialevraagstukken.nl/twintig-jaar-rotterdamwet-heeft-leefbaarheid-niet-vergroot/
www.socialevraagstukken.nl/is-de-rotterdamwet-dan-een-ultimum-remedium/