Het rapport ‘Wijk in zicht‘ van Matthijs Uyterlinde en Jeroen van der Velden is gepubliceerd op www.platform31.nl
Matthijs Uyterlinde en Jeroen Van der Velden (Platform 31) deden de afgelopen twee jaar onderzoek naar de bloei en verval van wijken. Op een drukbezochte bijeenkomst georganiseerd door de Kenniswerkplaats Leefbare wijken deed onderzoeker Uyterlinde verslag waarbij hij vooral inging op ontwikkelingen in twee Rotterdamse wijken, de Afrikaanderwijk en de Tarwewijk. De belangrijkste conclusie: wil een wijkaanpak aanslaan, dan zijn visie, samenwerking en vooral tijd onontbeerlijk.
Vijf jaar nadat het kabinet Rutte I de stekker uit het stedelijk vernieuwingsbeleid trok, staat de wijkaanpak weer terug op de politieke agenda. Daar zijn volgens Uyterlinde drie redenen voor. Ten eerste heeft het beleid van de afgelopen jaren, waartoe ook een herziening van de Woningwet en de drie grote decentralisaties in het sociaal domein moeten worden gerekend, geleid tot een krakend wijkenbeleid. Een van de gevolgen van is dat de Leefbarometer een kloof laat zien tussen wijken met gunstige leefbaarheidsscores en wijken die zwak of onvoldoende op leefbaarheid scoren.
Terug op de politieke agenda
Daarnaast blijken de kwetsbare wijken in met name de grote steden een ideale voedingsbodem te zijn voor het ontstaan van criminele netwerken, die bestuur en samenleving ontwrichten. De derde reden is dat er vooral in bestaande wijken weer een fysieke opgave ligt. Behalve dat ze van het gas af gaan, zal ook hier veel gebouwd moeten worden om in de grote behoefte aan woningen te voorzien. ‘Bij elkaar genomen, is dat voor de regering aanleiding geweest om Platform 31 te vragen om uit te zoeken wat nu precies de ontwikkeling van een wijk bepaalt, en welke invloed beleid daarop kan uitoefenen.’
Voor hun onderzoek verzamelden de onderzoekers cijfers in elf wijken van zes steden. Ook spraken ze met beleidsmakers, wijkprofessionals, en bewoners en doken ze de boekenkast in. Heel kort samengevat duiden hun bevindingen erop dat vooral fysieke achteruitgang en achterstallig onderhoud een wijk minder aantrekkelijk maken en de uitstroom van kansrijke groepen in gang zetten. Ze laten tevens zien dat een oververtegenwoordiging van kwetsbare groepen in een wijk leidt tot minder sociale samenhang en tot een toename van ervaren onveiligheid.
Een typologie van wijken
Uit het onderzoek van Uyterlinde en Van der Velden kwamen grote verschillen tussen wijken naar voren, waardoor een uniforme wijkaanpak niet voor de hand ligt. De onderzoekers maakten op grond van hun bevindingen een typologie, van opklimmende, wankele en vergeten wijken.
De opklimmende wijk: is de afgelopen 15 tot 20 jaar verbeterd, na een stevige fysieke vernieuwing. Starters stromen de wijk in en blijven er ook. De wijk kent een robuuste economische groei en stijgende huizenprijzen. De Rotterdamse Afrikaanderwijk is het voorbeeld van een stijgende wijk. Voorheen een rauwe, onaantrekkelijke wijk, waarin met langdurige fysieke en sociale ingrepen succesvol randvoorwaarden zijn gecreëerd voor de vestiging van starters en hoogopgeleiden.
Uyterlinde maakt de kanttekening dat ‘de Afrikaanderwijk nog altijd kwetsbaar is en terugval nooit uitgesloten kan worden. Een schietpartij en je bent bijna weer terug bij af. Ook de spanning tussen oude en nieuwe bewoners, de problematiek achter de voordeur en de grote onvrede over het aanbestede welzijnswerk vormen potentiële risico’s.’
De wankele wijk: de tweede uit de typologie, is weliswaar fysiek aangepakt, maar de daadwerkelijke imagoverbetering die veel opklimmende wijken kenmerkt, is nog niet gerealiseerd. Daardoor stromen starters er net zo snel uit als in. Opvallend is dat er in dit type wijk vaak een sterk netwerk van sociale professionals bestaat, dat alert is op dingen die mis dreigen te lopen. De Groningse wijk Vinkhuizen is een illustratief voorbeeld van een wankele wijk. Reden voor de gemeente om er de komende jaren opnieuw aan de slag te gaan met wijkverbetering.
De vergeten wijk stond lange tijd in de schaduw van de andere wijken, hun problematiek of andere gemeentelijke opgaven kregen prioriteit. Doordat er in de vergeten wijk nauwelijks fysieke vernieuwing heeft plaatsgevonden, is er sprake van hoge doorstroming, terugtrekgedrag en weinig onderling contact. Tegenover overlast en criminaliteit staat weinig meldingsbereidheid. Daarnaast vertoont de sociale infrastructuur scheuren, soms vanwege de sluiting van buurthuizen en andere wijkvoorzieningen. Dat ambtenaren zelden in de wijk komen, weerspiegelt zich in een beleid van pappen en nathouden. De Tarwewijk in Rotterdam is een voorbeeld van een vergeten wijk.
Uyterlinde: ‘Dat elk type wijk een specifieke aanpak vereist, is evident. Maar voor alle wijken geldt dat wijkverbetering een combinatie moet zijn van fysieke en sociale vernieuwing, zowel voor als achter de voordeur. Bovendien moet het bestuurlijk geschraagd worden door een breed gedragen visie.’

Ella Vogelaar had het goed begrepen
Universitair hoofddocent aan de afdeling Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft, Reinout Kleinhans memoreert dat Ellen Vogelaar de eerste minister was die vond dat een wijkaanpak ten minste tien jaar moest duren. ‘Zij had het goed begrepen.’ Dat de opvolgers van Vogelaar het stedelijk vernieuwingsbeleid de nek omdraaiden, beschouwt Kleinhans als een grote vergissing. ‘Hun kritiek dat je met stenen geen sociale problemen kan oplossen, is ten dele waar. Ze vergaten echter dat je wijkbewoners wel sociaaleconomische stappen kunt laten maken, maar als je ze vervolgens geen passende woonruimte, dan gaan ze gewoon weg.’
Leonie Andriesse, expert wonen bij cluster Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam, geeft de eerste aanzet tot een debat over het onderzoek. Zij kan zich goed vinden in de gepresenteerde onderzoeksresultaten, maar erkent dat ze wel schrok toen ze het woord vergeten wijk hoorde. ‘Het lijkt te impliceren dat Rotterdam geen aandacht zou hebben voor de Tarwewijk. Niets is minder waar. De Tarwewijk is vooral een ingewikkelde wijk waar het vanwege het versnipperde woningbezit moeilijk is om grote stappen te maken.’ Dankzij het Nationaal Plan Rotterdam Zuid (https://www.nprz.nl/) en de middelen uit de Regiodeal (https://www.nprz.nl/over-nprz/onze-documenten/regiodeal-rotterdam-zuid) kan de gemeente er straks beter uit de voeten.

De provocerende en cynische suggestie van een vragensteller ‘om wijken zoals de Tarwewijk gewoon onderaan te laten bungelen’ wordt door Uyterlinde en de zaal, vooral ambtenaren van de gemeente Rotterdam, resoluut verworpen. ‘We zijn het er allemaal wel over eens zijn, denk ik, dat we Parijse toestanden hoe dan ook moeten zien te voorkomen. Het lijkt me geen goed idee om sommige wijken van het reguliere beleid los te koppelen. De wezenlijke vraag is hoe de gemeente in deze wijken voor een basisniveau van leefbaarheid kan zorgen.’
Tien jaar of langer
Algemeen is de overeenstemming over het nut van een spreiding van kwetsbare bewoners over stad en regio. In Rotterdam is dat overigens al beleid. Het voorstel om zorg en welzijn beter af te stemmen op de problematiek in wijken, krijgt veel instemming. Zo ook de urgentie van betere samenwerking. Die kan vaak stukken beter.
Een oud-stadsmarinier wijst er bijvoorbeeld op dat toezicht en handhaving over veel organisaties is verspreid en dat het ‘een waar gevecht’ is om beiden te laten samenwerken. Hij herinnert eraan dat burgemeester Ahmed Aboutaleb vorig jaar zei dat de beste mensen naar de slechtste wijken gestuurd moesten worden, om ook die wijken te verbeteren.
Uyterlinde beaamt het nut van meer en betere samenwerking. ‘In de stedelijke vernieuwing hebben we daar ervaring mee opgedaan. Als je kijkt naar de houdbaarheidsdatum van de wijkvernieuwingsprojecten uit de jaren ‘90 kun je constateren dat die in de ene wijk langdurig effect hebben, terwijl ze in de andere wijken al weer herhaald moeten worden.’
Hij verklaart dat met de vaststelling dat er nu eenmaal wijken zijn ‘waar je altijd aandacht aan moet blijven besteden. Omdat het simpelweg nooit reguliere wijken worden.’ Kleinhans knikt. ‘Het is echt geen nieuw inzicht dat een wijkaanpak minstens tien jaar moet duren, en voor sommige wijken vanwege hun dna misschien wel veel langer.’
Jan van Dam is freelance journalist en redacteur van de website www.socialevraagstukken.nl. De bijeenkomst in Erasmus College werd georganiseerd door de Kenniswerkplaats Leefbare Wijken, die het beleid van de gemeente Rotterdam over leefbaarheid voedt en verrijkt met laatste wetenschappelijke inzichten.